Hoe werkt het model?
Als we naar de ontwikkeling van het BUIG-budget kijken, dan zien we voor de komende periode een licht stijgende lijn als geheel met een verschuiving naar een hoger aandeel LKS ten laste van de uitkeringscomponent. Onderstaande grafiek laat procentueel de ontwikkeling zien:
Gemeenten worden min of meer ‘financieel gedwongen’ in te zetten op het instrument van de LKS. Het niet toepassen van dit instrument leidt immers tot blijvers in de bijstand met stijgende kosten tot gevolg. Het budget stijgt niet mee waardoor tekorten ontstaan dan wel (verder) oplopen. Tegelijkertijd krijgt men een kleiner aandeel in het budget voor de LKS, waardoor ook dat budget daalt met alle gevolgen van dien. Omgekeerd is uiteraard ook waar: inzet van het instrument LKS leidt tot lagere uitkeringskosten en een hoger budgetaandeel LKS. Het mes snijdt dan aan twee kanten. Dit mechanisme is geheel passend binnen de bedoeling van de Participatiewet en in lijn met het Rijksbeleid.
Voorbeeld
We nemen een gemeente van 45.000 inwoners als voorbeeld om te zien wat er gebeurt bij het al dan niet inzetten van het instrument LKS. In figuur 2 wordt inzichtelijk gemaakt wat de impact is zonder gerichte inzet van het instrument LKS. In figuur 3 blijkt het resultaat wel optimaal als men gebruik maakt van het instrument LKS.
Het moge duidelijk zijn dat de gap tussen het wel en niet actief inzetten op het instrument LKS behoorlijk is.
Wat zeggen de landelijke cijfers?
Laten we de (voorlopige) cijfers over 2022 eens nader bezien. Wat we zien:
• 160 gemeenten hebben een tekort op het BUIG-budget als geheel
• 87 gemeenten hebben een tekort op het BUIG-budget als geheel maar met een overschot op het LKS-budget
• 211 gemeenten hebben het LKS-budget niet volledig benut
• 130 gemeenten hebben meer kosten LKS dan het beschikbare budget
• 30 gemeenten komen in aanmerking voor een Vangnetuitkering
• Van die 30 gemeenten hebben 12 gemeenten het LKS-budget niet volledig benut
Over 2023 krijgen 130 gemeenten een groter aandeel van het beschikbare LKS-budget, de overige gemeenten ontvangen een lager aandeel. Bij die gemeenten is het niet ondenkbaar dat de uitkeringskosten ten laste van de BUIG zullen oplopen wat weer kan leiden tot tekorten. Toekomstige verzoeken voor de Vangnetuitkering liggen op de loer.
Conclusie!
De vraag is hoe de toetsingscommissie Vangnetuitkering daarmee omgaat? Een tekort, terwijl het instrument LKS niet ten volle wordt benut, wat betekent dat dan? Een relatief ‘simpele’ maatregel dit instrument alsnog in te zetten met financiering van het tekort? Of een simpele weigering omdat de tekorten verwijtbaar zijn?
Onze oproep is naar de actiemodus te schakelen. 2022 is ‘nog maar’ het eerste jaar, dus reparatie is mogelijk en realistisch. Tegelijkertijd onderkennen wij dat het verstrekken van LKS niet zo simpel is als het lijkt. Uit ons praktijkonderzoek blijkt wat er voor nodig is om dit goed in te richten en te monitoren. Daaruit blijkt ook dat er meer sturingsmogelijkheden zijn dan men zo op het eerste gezicht zou verwachten. Het vergt wel bestuurlijke moed en een zekere mate van experimenteren en doorzettingsvermogen om het tot een succes te maken.
Een eerste snelle start kan al met onze gratis BUIG-tool. Hiermee krijgt u op een simpele manier inzicht in de budgetten, budgetontwikkeling en of u in aanmerking komt voor een Vangnetuitkering. Ook kan de impact van het instrument LKS inzichtelijk gemaakt worden.
Voor meer informatie neemt u contact op met:
• Jan-Dirk de Goeij (jan-dirk.degoeij@adlasz.nl | 06 - 2383 0588)
• Roel Korsmit (roel.korsmit@adlasz.nl | 06 – 2337 9327)